Jordi en Sarah zitten in het neonlicht op een bankje in de gang van het politiebureau.
Zij wachten tot ze verhoord worden. Eerst zijn Gerdien en Patricia aan de beurt.
‘De gluiperige grimmers grommen griezelig in de gore griebus,’ zegt Joppe.
Sarah zegt: ‘die dikke tuinbroekpukkels…’
‘.......kunnen de boom in’ vult Joppe aan.
Ineens komt er een agent uit het kantoor naar buiten gestormd.
Hij draait gauw de deur op slot en roept kreunend:
‘Die rotmeiden hebben mij geslagen! Gewoon gemépt! Is er dan geen enkel respect meer voor het uniform? Ik heb onmiddellijk versterking nodig.’
‘De blauwe plekken gooien met de pet naar de haaien’ mompelt Jordi.
Daar komen Dille en Joppe het bureau binnen.
‘Wij willen de hoofdcommissaris spreken, nú,’ zegt Dille tegen de agent.
‘Die staat voor u,’ zegt de man verwilderd.
‘De kinderen vertelden ons over verdacht graafgedoe van Sluimer in de Blauwpolder. Dat zijn we gaan onderzoeken. Toen hebben we dit gevonden.’
Ze laten een bemodderd koffertje zien. In het koffertje ligt een viool met een bijna onleesbaar briefje erbij.
Alles
begraven. De twee wrede plaagbroeken mij elke dag bang gemaakt.
Ik
in hun macht door ijzerkille woorden. Mijn geest verder op slot. Ik moet doen
wat zij zeggen.
Het
nummer van mijn kluis. Ik al vergeten ben, maar papiertje met cijfers in
veiligheid gebracht.
Wilden
viool stukslaan. Viool veilig onder grond nu. 372 37485
Jacob
Sluimer
‘Jééééétje, die Sluimer. Hadden jullie dat gedacht? Ik vond hem zo eng,’ zegt Sarah.
De agent tikt op de computer ‘opsporingsberichten’ in. Hij kijkt en vergelijkt.
‘Hé, dit is gek,’ roept hij na een tijdje:
‘Gezocht: Dollie en Dallie ( Limburg)…. gezocht: Mieke en Chantal ( Friesland), gezocht: Annebel en Felicia ( Noord-Holland).’
Steeds is er in het signalement sprake van een boosaardige dikke tweeling die oudere eenzame mensen chanteert en daarna spoorloos verdwijnt. Steeds is er sprake van pukkelige gezichten en tuinbroeken met namen erop.
Dit moeten Gerdien en Patricia zijn! Nu dus in de Blauwpolder.
De tweeling wordt onder strenge bewaking in een blauw politiebusje naar de stad gebracht. Daar zal hun zaak verder worden onderzocht.
De agenten, Joppe en Jordi, Sarah en Dille rijden naar de woonboot van Sluimer.
Sluimer doet zijn verhaal:
Hoe de tweeling hem aansprak en aanbood boodschappen voor hem te doen.
Hoe er toen steeds geld uit zijn portemonnee verdween.
Hoe hij geen nee meer durfde te zeggen. Hoe ze hem voortdurend in de gaten hielden.
Hoe ze dreigden zijn viool stuk te slaan als hij hen niet het nummer van zijn spaarrekening gaf.
Hoe hij met een list probeerde de hulp in te roepen van Jordi en Sarah door de tweeling op hen af te sturen. Hoe hij bijna gek werd van angst.
‘Maar Sluimer,’ zegt Joppe, ‘ik wist helemaal niet dat je viool speelde.’
‘Ik speel ook niet meer, want dan denk ik steeds aan vroeger, aan het station,’ zegt Sluimer zacht.
Dille zegt: ‘U bent nu veilig. Laat ons alstublieft iets horen.’
Sluimer laat zich overhalen, pakt zijn viool en speelt prachtige droevige muziek.
Geleidelijk aan gaat de langzame melodie over in een vrolijk huppelend ritme.
Iedereen lacht en klapt mee.
Joppe kust Dille.
Sluimer komt helemaal los. Hij speelt en speelt maar op zijn viool. De strijkstok flitst heen en weer. De agenten brengen een mand met lekkere hapjes en drankjes. Ze zetten hun petten af, gaan op hun hurken zitten en slaan hun benen uit in een Russische kozakkendans.
Jordi legt zijn aantekenboek weg en danst met Sarah. ‘Weet je hoe deze dans heet? De dans van ….. de verliefde paprika’ roept Jordi.
Alle mooie zinnetjes van de wereld dansen door Jordi’s hart als hij in Sarahs donkerbruine ogen kijkt. Morgen weer samen naar de boomhut!