'Dille...' Joppe schoof zijn stoel naar voren, liet zijn kin op zijn handen steunen en keek Dille diep in haar ogen. Hij glimlachte breed.
'Ja Joppe, is er iets?'
Dille nam een laatste hap van het toetje en giechelde.
Jordi grinnikte zacht, hij durfde Sarah niet aan te kijken. Zij probeerde haar lachen in te houden, stond snel op en bracht haar bord naar de keuken. Jordi volgde haar voorbeeld. In de keuken gierden ze het uit van het lachen.
'Zag je dat glimlachje van hem? Dat tovert hij altijd tevoorschijn wanneer hij een vrouw leuk vindt,' fluisterde ze.
'En mijn moeder dan? Ze lijkt wel een klein meisje met dat gegiechel van haar.'
Door het keukenraam zagen ze Joppe en Dille hand in hand naar buiten lopen. Daar waren ze stil van. Even later klonk een kreet van afschuw. Dille sloeg haar handen voor haar mond.
‘Nu ziet ze haar eigen portret op de motor,’ zei Jordi lachend. Toen zagen ze de motor wegrijden. 'Marokkaanse Toeareg ontvoert Nederlandse toeriste op zijn kameel in de woestijn.' Jordi pakte zijn aantekenboek en noteerde de zin. 'Ook een mooie zin, wel niet helemaal met woorden die niet bestaan, maar toch...'
'Ze zijn weg,' zei Sarah en kauwde op het gouden kettinkje waaraan een klein sleuteltje hing.
‘Laten we naar buiten gaan om dat koffertje op te graven,’ Jordi legde zijn aantekenboek neer.
'Het begint al donker te worden.'
Sarah keek bedenkelijk.
'Daarom juist, dan ziet niemand ons. Ik pak de schop.'
'Goed, dan neem ik mijn zaklamp en mijn verrekijker mee.'
Ze liepen in de schemering regelrecht naar de struik waar Sluimer die middag het koffertje begraven had. Jordi zakte op zijn knieën en onderzocht de aarde. Er was duidelijk een stukje dat pas geleden omgewoeld was. Hij pakte zijn schop en begon te graven. Sarah stond voor de struik op wacht. Ze kon de twee woonboten door de verrekijker zien. In hun eigen boot brandde licht. De boot van Sluimer was donker. Opeens hoorde ze het kraken van takjes. Sarah schrok en liet de verrekijker zakken. Vlak voor haar stond Sluimer.
'De zonde van de wereld zal bestraft worden. De grote storm zal komen. Waar ooit water was zal water wederkeren.'
Hij wreef in zijn handen en keek somber voor zich uit.
'Ik zal het allemaal niet meer meemaken, maar jullie…' Hij wees met zijn lange wijsvinger naar Sarah. 'Jullie kinderen wel. De helft van Nederland ligt onder het waterpeil. Ook de Blauwpolder.'
Sarah rilde. Sluimer keek haar achterdochtig aan.
'Wat sta je daar te doen, Sarah?' vroeg Sluimer achterdochtig.
'Oh, ik bestudeer de vogels.'
'In het donker?'
'Ja, ik ben vooral geďnteresseerd in uilen.'
'Maar die zitten hier niet.'
'Dat dacht ik al. Ik heb er nog niet één gezien.'
Sluimer probeerde rechts achter Sarah te kijken. Sarah zette ook een stapje naar rechts. Toen zette hij een stapje naar links. Sarah zette ook een stapje naar links. Jordi zat in de kuil achter de struik en hield zich doodstil. 'Moet jij nog niet in bed liggen?' vroeg Sluimer.
'Ik heb vakantie,' zei Sarah.
'O, is dat zo?' Sluimer zijn schouders op en liep toen hoofdschuddend door. 'De zonde van de wereld... de zonde van de wereld...' mompelde hij. Sarah haalde opgelucht adem.
Jordi kwam uit de struiken tevoorschijn.
'Is hij weg?'
'Oh, ben je daar! Het is al bijna helemaal donker. Ik was de hele tijd zo bang dat je tevoorschijn zou komen, heb je het koffertje al opgegraven?'
'Ja, ik heb 'm,' zei Jordi en hij toverde het koffertje van achter zijn rug tevoorschijn. Sarah deed haar zaklamp aan. Het zag zwart van de aarde. Jordi veegde het met zijn hand schoon. Het was een klein, blauw, hardplastic koffertje.
'Laten we gauw kijken wat erin zit,' Jordi legde het op de grond. Hij draaide het koffertje om en om. 'Schijn nog eens bij. Ik zie helemaal geen slot. Het koffertje is helemaal dicht.' Hij klopte erop. 'De binnenkant is hol dus er kan iets inzitten.'
''t Is eigenlijk een platte plastic doos met een handvat.'
'Dan moeten we 'm openbreken of open zagen'. Jordi werd al helemaal enthousiast bij het idee. 'Kom we gaan snel naar huis.'
De kinderen liepen terug naar de woonboot. De maan was inmiddels gaan schijnen. Sarah droeg het koffertje en liep voorop, Jordi had de schop over zijn schouder en liep achter haar. Sarah voelde aan haar hals. Ze stond geschrokken stil.
Het sleuteltje hing er niet meer!