Toch geen boef!
Toen ze weer in de boomhut waren, vroegen ze zich telkens weer af: Was Joppe een boef? Het was een raar idee, de vader van Sarah een boef! En al die nummers op het briefje, wat een raadsel pff. Opeens klonk de scheepsbel door de boomhut. Dat betekende dat Sarah moest eten. “Sarah, eten!” “Oh, ik ga eten. Zal ik straks naar jouw huis komen, dan kunnen we misschien nog iets uitpuzzelen.” “Oké. Tot dan en eet smakelijk.”
“Papa, waar was jij vanmiddag?” vroeg Sarah onopvallend. Joppe werd erg rood en stotterde: “Ik…ik was euh…even naar euh de winkel! Ja de winkel.” “Heb je nog wat lekkers gekocht?” vroeg Sarah meteen. “Ja, een erg lekker toetje.” “Oké,” antwoordde Sarah meteen. “Sarah, begon Joppe ineens, “ik moet je iets vertellen. We gaan misschien verhuizen.” Meteen vlogen er tientallen vragen door Sarah’s hoofd. Waarheen? Waarom? “We gaan naar Parklaan 44, omdat daar tegenover een fabriek staat waar ik in kan gaan werken. Een fabriek, dacht Sarah. “Dat is een pakhuis vol kluizen met gestolen geld of vals gedrukt, papa!” “Hoe weet jij dat? Euh…waarom denk je dat Sarah?” “Waarom?” vroeg Sarah boos. “Het is zo!” Ze liet zich even helemaal gaan. “Die gele ballon op tafel, daar zat een briefje in en op dat briefje stond: parklaan 45, 8 juni 16.30. En op de achterkant allemaal nummers. Ik en Jordi waren toen daar en jij kwam daar aan op je motor!” “Oké, oké, dus je hebt me betrapt, balen! Maar vind jij het goed? “NEE!” antwoordde Sarah meteen. “Dan moet ik ver lopen naar Jordi en naar de boomhut.” Ze huilde bijna. “Nou oké Sarah, ik heb nog niet gezegd dat ik het werk ook echt ga doen. Ik kan dus nog nee zeggen.“ “Ga je dan nee zeggen?” vroeg Sarah ongeduldig. “Als jij het niet goed vindt zeg ik nee. Wat wil jij?” “Nee, ik wil niet!” “Dan zeg ik nee.” Joppe pakte vlug zijn mobiele telefoon en toetste een nummer in: “Hallo? Ja, ik bel even over die baan, ik doe het toch niet. Nee sorry, ik ga dan zoveel missen. Ja kan dat? Mooi oké, daag.” Joppe legde zijn telefoon weg. “Ze hadden eigenlijk al iemand anders, dus het kwam wel goed uit.” Ze lagen allebei dubbel van het lachen. Wat een opluchting, dacht Sarah. Toen ging de telefoon. Sarah nam op: “Ja, Sarah, met Jordi. Sorry, ik mag niet meer spelen, dus. Oké. Doei.” “Waar ging dat over?” vroeg Joppe. “Oh, dat was Jordi, hij mag niet meer spelen. “
Vroeg in de ochtend, om half acht, werd er bij Sarah aangebeld. Een rare man stond voor hun deur. “Hebben jullie een gele ballon gevonden?” “Waarom wil je dat weten?” vroeg Joppe. “Nou, dat is mijn euh…radiografisch bestuurbare luchtballon. Ik vloog hem per ongeluk geloof ik hier naar binnen.” “Nee,” zei Joppe snel, “nee, die hebben wij niet gezien. Misschien de woonboot hiernaast?” “O jee, daar moest hij ook heen!” zei de man. “Ik heb een vergissing gemaakt!” O nee, dacht de man, dat had ik niet mogen zeggen. Hij trok de deurkruk uit Sarah’s handen en gooide de deur met een klap dicht.
Oké…de ballon moest dus naar Sluimer. Was die baan soms voor hem bedoeld? En zijn ze er nu achter gekomen dat er per ongeluk iemand anders naar de fabriek, euh, het pakhuis is gekomen? Sarah keek even naar de woonboot van Sluimer, die op dat moment een bord voor zijn woonboot in de grond aan het timmeren was. Er stond op: Woonboot te koop. Sarah vertelde snel aan Joppe wat ze gezien had.
“Je gaat verhuizen Sluimer?”vroeg Joppe. “Ja,” zei Sluimer. “Ik heb een nieuwe baan, op Parklaan 45. Ik werk daar op afdeling 2. Alle dozen dichtmaken met tape.“ “Oh…”Joppe gaf een knipoog naar Sarah. “Waar ga jij dan wonen?” “ Parklaan 44.” “Oké, spannend. Doei.”
“De fabriek heeft dat huis voor wie die baan neemt denk ik.” “Dat zou goed kunnen,” zei Sarah. ”Sarah, ik heb een idee en moet je wat vertellen. Ik ben eigenlijk geheim agent. Als ik nou eens als infiltrant naar binnen ga?” “Wat is dat?” vroeg Sarah. “Dat is dat je net doet of je bij de boeven hoort. En alles wat zij doen vertel je dan weer aan je baas. Maar het moet strikt geheim blijven, niemand mag dit weten!” “Goed, maar hoe gaan je dan daar naar binnen, je hebt net gezegd dat je die baan niet wil.” “Daar weet ik al wat op. Hij pakte de telefoon en belde naar de fabriek. Hij sprak met een erg zware stem, zodat het niet opviel dat hij dezelfde man was, die net ook al gebeld had. “Hallo, ik ben inspecteur en ik kom vandaag jullie bedrijf controleren. Prima. Tot dan. Doei!” Hij liet ze niet eens uitpraten. “Maar dan moet je je wel vermommen, pap.” “Ik heb een net zwart pak en dan doe ik nog wat in mijn haren en nog een inspecteurbrilletje, dan lijk ik net een echte inspecteur!”
“Hallo, ik kom voor het bedrijf. Ik ga kijken of alles wel in orde is.” “Oké. Volgt u mij maar,” zei een man, die blijkbaar de baas was van de fabriek. Ze liepen eerst naar de kantine. Alles was in orde. Tot ze bij een hele grote kamer aankwamen, waar allemaal machines stonden en lopende banden. En op die lopende banden stonden dozen en in die dozen zat geld! De man die Joppe een rondleiding gaf was woedend. Hij werd rood tot achter zijn oren. Hij stond te schelden: “Jullie hadden het geld in de grote kluis moeten zetten en de lege dozen hier achter moeten laten! Stelletje sufferds!” “Zo, dus jullie drukken vals geld? Ik denk dat ik genoeg gezien heb,” zei Joppe en hij maakte dat hij wegkwam.
“Hoe ging het pap?” vroeg Sarah toen Joppe weer thuis was. “Goed. Ze hadden per ongeluk die dozen met vals geld niet weggehaald. Maar ik ga nu de politie bellen. “Ja, hallo, ik wil wat doorgeven. Op Parklaan 45 staat een pakhuis vol vals geld of gestolen geld. Willen jullie een kijken nemen? Oh ja. Er moet ook nog ergens een grote kluis staan. Ja? Dank je wel! Doei! “
Een paar dagen later
“Papa, kijk wat er in de krant staat! Gistermiddag is er een hele bende boeven opgepakt. Ze hadden een pakhuis vol vals of gestolen geld. Ik noem nu de leiders van de afdelingen: “Meneer Sluimer. Hij is een paar dagen geleden aangenomen, hij heeft 15 jaar cel. Het bleek dat hij zich al eens eerder met vals geld had bezig gehouden. Hij heeft bekend dat hij een groot deel van dat geld in een koffertje in de Blauwpolder had verborgen. Die koffer is inmiddels door de politie gevonden. Dan meneer Pietje. Hij heeft 8 jaar cel. En de laatste, meneer Bert. Hij heeft 10 jaar gekregen. Verder zijn alle andere werknemers ook gearresteerd en hebben 4 jaar cel. Yes! We zijn van Sluimer af! Ik ga het snel aan Jordi vertellen. Doei pap!”
“Jordi, Jordi! Heb je het gehoord? Sluimer is gearresteerd!” “Ja, ik heb het net gezien op het nieuws. Misschien komt er wel iemand met een kind in de oude woonboot van Sluimer wonen. Dat zou leuk zijn.”
“Hallo meneer en mevrouw? Hallo. Wij zijn de familie Lood. Dit is onze dochter Berta, ze is 12 jaar.” “He,” zei Dille, “zo oud zijn onze kinderen ook.” “Wij hebben een boomhut,” zei Jordi, “wil je hem zien?” “Ja graag,” zei Berta.
“Mooier kan het niet,” zei Jordi. “Zijn wij hier met z’n drieën, Sarah, Berta en ik en geen Sluimer meer! Hij zit in de cel, door ons!” “Jordi, Sarah!” riep Dille, “Er staat iemand aan de deur.” “Hallo, ik ben van de politie. Ik kom jullie bedanken voor jullie optreden. Wij waren al erg lang iets op het spoor, maar wisten nooit waar we moesten beginnen. Jullie hebben zomaar in een paar dagen alles voor elkaar!! Daarom mogen jullie allemaal iets leuks gaan doen en je mag het zelf weten.” “Ik weet het!” zei Jordi. “We gaan met Berta en haar ouders, Sarah en Joppe en jij en ik mam, iets samen doen.
Dat wordt vast en zeker supergezellig!”