‘Mogen we straks nog naar buiten?’ vroeg Sarah tijdens het toetje.
‘Van mij wel,’ zei Dille. ‘Het is tenslotte vakantie.’
‘Van mij ook,’ zei Joppe en hij gaf Dille een knipoog.
‘Ik blijf liever hier,’ zei Jordi beslist. De hele maaltijd had hij zich zitten ergeren aan het blozen van zijn moeder en de grapjes van Joppe. Wat er ook aan de hand was met die twee; Jordi vertrouwde het voor geen meter.
‘Ah,’ zeurde Sarah.
‘Ja, toe nou,’ deed Dille er een schepje bovenop.
‘Knaster dondert over Blauwpolder,’ bromde Jordi.
‘Wat zei je?’ vroeg Joppe.
‘Niks.’ Jordi nam boos de laatste hap van zijn toetje, stond op en liep naar de deur. ‘Kom je nog?’ commandeerde hij Sarah.
‘Wij zijn nog niet klaar,’ zei Dille.
‘We moesten toch weg?’ vroeg Jordi. Triomfantelijk opende hij de deur voor Sarah en liep achter aan over de wiebelende loopplank naar de vaste wal.
‘Wacht even.’ Zonder uitleg verdween Sarah in het schuurtje en kwam terug met een schep.
Opeens begreep Jordi waarom Sarah naar buiten had gewild.
‘Gaan we graven?’ vroeg hij blij.
Sarah knikte. ‘Wat dacht je anders?’
Ja, wat had Jordi eigenlijk gedacht? Hij had in gedachten het nummer gebeld dat op het briefje in het flesje stond. In zijn hoofd had hij een meneer aan de lijn gekregen, een keurige, rijke, grappige meneer. Misschien wel zijn vader...
Jordi droomde vaak over zijn vader. Zolang hij zich kon herinneren had hij geen vader gehad. Hij kwam uit een flesje had zijn moeder ooit verteld. Misschien was hij ook wel aan komen waaien, net als die ballon van vanmiddag.
Opeens schoot Jordi in de lach. Hij zou zijn moeder toch eens vragen hoe dat nou precies zat met baby’s uit flesjes en zo.
‘Hé dromer, kom je nog?’ Sarah liep ver voor hem langs het kanaal, vastberaden richting de Blauwpolder.
‘Hier moet het zijn,’ zei Sarah beslist en ze zette de schep met kracht in de grond.
Jordi schudde zijn hoofd. ‘Hier is niet gegraven, hier groeit gras.’
‘Toch weet ik het zeker,’ zei Sarah.
‘Ik zoek verder,’ zei Jordi en hij liep speurend verder.
Plotseling hoorde hij stemmen. Jordi dook weg en zag nog net... knalgele laarzen.
‘Ik weet niet waar je het over hebt,’ zeiden de gele laarzen.
‘Dat weet jij heel goed,’ bulderde de ander. ‘En nu vlug een beetje, anders...’ klonk het dreigend.
Er volgde een doffe klap, snel weglopende voeten.
Jordi voelde zijn hart in zijn keel en... een hand op zijn schouder. Nog net kon hij een gil onderdrukken. Het was Sarah.
‘Hoorde jij dat ook?’
Jordi knikte.
‘Ga mee,’ fluisterde Sarah.
Samen kropen ze naar de plek vanwaar de stemmen waren gekomen. Daar lag Sluimer met een enorme bult op zijn hoofd.
‘Hij ademt,’ zei Sarah.
‘Gelukkig,’ zei Jordi en hij bedacht opnieuw een bijzondere zin: Sluimerende grondbol ligt twistend in het groen.
-