|
Verhalen spinnen lezen
Hieronder zie je het leesschema van Verhalen Spinnen. Elk blokje staat voor een hoofdstuk van een verhaal. Als je op een blokje klikt, verschijnt onder het leesschema dat hoofdstuk. Als een blokje nog grijs is, moet dat hoofdstuk nog geschreven worden. Om één verhaal te lezen, volg je de pijlen en de kleuren in het leesschema. Elk verhaal krijgt zijn eigen kleur. Je kunt het lezen of de video bekijken waarin de schrijvers hun hoofdstuk voorlezen.
Onderin het leesschema zie je bij elk verhaal open staan. Als je hierop klikt, krijg je alle hoofdstukken van dat verhaal op een rijtje te zien in een pdf-bestand. Je kunt dan het hele verhaal achter elkaar lezen. In het gekleurde schema, bovenaan elk hoofdstuk, zie je welke lijn er wordt gevolgd. Je kunt het hele verhaal ook uitprinten.
Video bekijken
Klik op de zwarte pijl om de video te starten. Op de video zie je de schrijvers hun hoofdstuk voorlezen. Aan het eind van deze video kun je doorklikken naar het vorige of volgende hoofdstuk of de video opnieuw bekijken.
|
|
|
|
Verberg leesschema
Red ons, alsjeblieft. - Hoofdstuk 5 - Het monster
De olifant zit rustig in zijn stoel. Hij kijkt naar buiten en ziet de bever aankomen. Hij loopt naar de deur en doet open. 'Hallo,' zegt de bever. 'Heb je zin in een wandeling?' 'Ja leuk,' zegt de olifant. Ze gaan op weg en ze lopen door de poort van het dorp naar het bos. Als ze in het bos zijn ziet de bever opeens een grote tunnel. 'Hee, wat is dat?' roept hij. Ze kijken nieuwsgierig de tunnel in. 'Wow! Zullen we er in gaan?' vraagt de bever. De olifant kijkt weifelend naar de donkere ingang. 'Nou eh...' 'Kom op!' zegt de bever. 'Oké dan,' zegt de olifant. Ze lopen de tunnel in, ondertussen in de donkere tunnel hoort Sofie de vreemde geluiden steeds dichterbij komen. Het klinkt een beetje als huilende wolven, maar ze hoort ook een soort gestamp van voeten. Sofie houd haar adem in. Het klinkt heel griezelig maar toch gaat ze kijken, want het is beter dan helemaal alleen te zijn. Ze loopt door de gang en kijkt wat er aankomt. Ze wil schreeuwen maar er komt geen geluid uit haar keel, want daar door de donkere tunnel loopt Stan. Maar niet de aardige jongen die ze kent, nee hij ziet er vreselijk angstaanjagend uit. Zijn haar hangt in lange slierten om zijn hoofd, zijn kleren zijn gescheurd en daaronder heeft hij een monsterlijke zwarte harige vacht die op verschillende plekken aan elkaar geklit is. Ook zijn er stukken vacht af getrokken en op die plekken zitten grote lelijke wonden en littekens. Zijn gezicht is aan de ene kant helemaal verbrand en aan de andere kant heeft een schubbige huid met een lang smal litteken net onder zijn oog. In zijn ene hand heeft hij een smal glimmend mes en in zijn andere een grote lantaarn. Maar het aller griezeligste zijn zijn ogen, die zijn duister en vol haat. Hij loopt door de gang op Sofie af en dan pas ziet sofie dat er een grote groep wezens achter hem aan kruipt. Ze zijn bruin en lijken een beetje op ratten maar ze hebben lange gele gekromde voortanden met zwarte spikkels er op. En zij maken dat huilgeluid. Sofie staat als verstijft te kijken. Ze wil wegrennen maar haar benen lijken wel aan de grond vastgelijmd en Stan of liever gezegd Monsterstan komt steeds dichterbij. Ondertussen is Mau Sofie en Stan aan het zoeken. Waar kunnen die nou zijn! dacht hij. Opeens ziet hij een een grote tunnel en bij de ingang een bewegende vlek. Hé! Hij kijkt nog eens goed, dan ziet hij het! De vlek is helemaal geen vlek, maar een heleboel kleine mannetjes. Als ze hem horen, kijken ze op. Mau kijkt verbaasd naar ze, maar een van hen komt naar hem toe. Dat is vast hun leider, denkt mau. Het mannentje zegt: 'Hallo wij zijn de loepies. Maar de monsterkoning heeft ons uit ons land verjaagd.' O nee, denkt Maurirs. En hij vraagt of ze zijn vrienden gezien hebben. 'Ja, we zagen wel een meisje maar de monsterkoning zal haar snel vinden, dus je moet snel zijn.' 'Bedankt!' zegt Mau en hij rent de tunnel in. Het is er donker, maar Mau rent toch door. Hij moet Stan en Sofie vinden. Terwijl Mau verder rent, lopen de olifant en de bever verder door de tunnel. 'Spannend hé'?' zegt de bever. 'Eh ja heel leuk, maar laten we maar weer terug gaan!' De olifant vind het een beetje eng. 'Hè, toe nou nog een klein stukje of vind je het soms eng?' 'Nee helemaal niet!' zegt de olifant snel. 'Oké nog een klein stukje.' Ze lopen verder door de donkere gang. Als Mau bij een tweesprong komt, weet hij niet welke gang hij moet nemen. Maar dan hoort hij een keiharde gil. Dat is de stem van Sofie! denkt hij en zonder verder na te denken holt hij de gang door, waar het geluid vandaan komt. Hij komt in een ruimte die verlicht wordt door een lantaarn die in de hoek staat, en bij het schijnsel van de lamp ziet hij... Zijn adem stokt in zijn keel! Daar op de grond ligt Sofie in een plas bloed. En er staat een man over haar heen gebogen, geen man, meer een monster. De monsterkoning, schiet het door Mau's hoofd. De koning heeft een klein bruin kruikje in zijn hand en in zijn andere hand een glimmend mes. Als de monsterkonig hem hoort draait hij zich met een ruk om en kijkt hem aan. Als door de bliksem getroffen staart Mau hem aan, dat gezicht, dat kent hij, dat is het gezicht van Stan. Er verschijnt een duivelse grijns op het gezicht van Monsterstan en hij komt langzaam op Mau af. Mau kan zich niet bewegen. Hij is zo geschokt, zijn vriend Stan een monster. Hij kan het niet geloven. Als Monsterstan vlak bij is trekt hij zijn mes, hij houd het klaar om toe te steken. 'En HALLO!' De olifant en de bever stappen de ruimte binnen en kijken rond. 'O, eh, sorry dat wij storen,' zegt de olifant. 'We gaan wel weer verder,' zegt de bever, maar Mau grijpt zijn kans. Hij springt zo hoog als hij nog nooit gesprongen heeft en komt precies terecht op de rug van de olifant. 'Wegwezen!' roept hij en ze stormen de gang in. Achter zich horen ze de Monsterkoning blazend en snuivend van woede achter hen aan komen...
Red ons, alsjeblieft. Hoofdstuk 4
|
Red ons, alsjeblieft. - Hoofdstuk 5 - Het monster
Geschreven door Jet
|
Klik hier voor leesschema
|
Red ons, alsjeblieft. Hoofdstuk 6
|
|
|