Jeff besluit toch dat hij naar Australië gaat en daarom pakt Jeff zijn spullen in. Hij gaat naar het vliegveld en laat zijn kaartje checken bij de check-in. Hij wil het vliegtuig instappen, maar op de trap van  het vliegtuig ziet hij een jongen. Dat lijkt wel iemand waar hij iets aan kan hebben. Maar hij is wel wat eng. Gespierd en hij heeft kattenogen, maar wie weet. Jeff rent naar de trap, want hij wil weten wie de jongen is. Gelijk komen ze bij de trap. Jeff durft niets te zegen, maar hij moet wel. Want wie weet kan hij iets aan die jongen hebben.
Jeff vraagt:  ‘Hoe heet jij?’
‘Ik heet Barry,’ zegt de jongen.
‘Ik heet Jeff,’ zegt Jeff.  
‘Op welke plek zit jij?’ vraagt Jeff. 
‘Ik zit op stoel 6B,’ zegt Barry.
‘Hé, ik zit op stoel 6A, dus we zitten naast elkaar,’ zegt Jeff.
Barry zegt: ‘Cool! You crazy!’
Jeff zit in stoel 6A, gelukkig zit Barry naast hem! Dat is pas geluk hebben!
‘Waarom ga jij daar eigenlijk heen, Barry?’
Barry zegt: ‘Ik schijn te brutaal te zijn, you crazy! Dat zegt die irritante directeur van mij.’
‘Waarom ben jij hier eigenlijk?’ vraagt Barry.
‘Voor hetzelfde,’ zegt Jeff.
‘Is jouw directeur ook zo’n nare man?’
‘Ja, hij had een keer de neiging om mij door de klas te smijten,’ zegt Barry.
‘Laten we maar afwachten tot we er zijn. Anders komen al die nare gedachten steeds weer in ons op.’
‘Ja, maar mijn vriendin is ook verdwenen!’
‘Hoe heet die dan?’ vraagt Jeff.
‘Mijn vriendin heet Violet.’
‘Die van mij Sevda.’
‘Oké!’ antwoordt Barry.
‘Laten we die maar zoeken,’ zegt Jeff.  
‘Lijkt me een goed idee,’ zegt Barry.
‘We spreken verder af in het kamp,’ zegt Jeff. 
Het vliegtuig daalt…. opeens ontstaat er paniek. Barry slaat om zich heen en Jeff schrikt zich wild.
‘Wat is dit!!’ Barry pakt de hand van Jeff en wijst naar de nooduitgang. Daar zien ze twee gezichten. Dit kan niet! Onmogelijk! Dat zijn de gezichten van Violet en Sevda. Sarion loopt door de gezichten heen en Jeff schrikt. Barry wordt wit en wil zo snel mogelijk het vliegtuig uit. Jeff probeert Barry te kalmeren. En dat lukt. Iedereen kijkt naar Jeff en Barry en de stewardess komt er aan. Ze vraagt:
‘Wat is er?’
Jeff zegt:  ‘Mijn vriend is bang in het vliegtuig, hij wil er uit, mogen we eerst er uit?’
Barry was ondertussen al op weg naar de uitgang. Hij struikelde over het gangpad. Het leek of de duivel hen de hielen zat. Jeff rende achter hem aan. Jeff vraagt aan Barry: 
‘Gaat het?’
Barry antwoord: ‘Jawel hoor.’
De stewardess zegt: ‘We zijn geland.’
Jeff en Barry stappen uit. Jeff  kijkt om zich heen en zegt:
‘We zijn in Australië!’
Barry zegt:  ‘Kom we gaan naar het kamp.’
Onderweg zegt Jeff: ‘We gaan een plan maken!’
Barry vraagt: ‘Is de Uluru echt een rode berg?’
‘Ik weet het niet, maar we zijn bij het kamp. Wat zou er gebeuren Barry? zegt Jeff.
‘Weet ik niet,’ zegt Barry.
Professor Sarion ontvangt hen en zegt: Hallo jongens, welkom, daar staat jullie tent.’
Barry vraagt: ‘Wat gaan we hier doen dan?’