‘Er klopt iets niet!’ zegt Jeff.
‘Er kloppen een heleboel dingen niet!’ zegt David.
Het is nacht, en Jeff en David liggen dicht bij elkaar in de donkere tent te fluisteren.
Jeff somt nu op: ‘Dit kamp blijkt een soort relax-kamp voor relaxte kinderen; en helemaal geen bijsturingskamp. En dan hebben we de verdwenen kinderen waar iedereen zo relaxed over doet, én dan nog die bloedsporen.’
Brave David knikt.
En tenslotte Sevda, denkt hij. Elke nacht droomt hij van Sevda, steeds dezelfde droom. Maar vannacht was één ding anders… Sevda verzette zich zó heftig dat zij het masker van haar ontvoerder van het gezicht trok. Hij zag heel duidelijk het gezicht van… professor Sarion! Die jampotglazen bril… Dat kan niet missen!
Het kost Jeff heel wat moeite David over te halen voor zijn plan.
‘We moeten onderzoeken waar die bloedsporen heen gaan!’
Als ze de tent uit kruipen, horen ze weer wolvengejank en de rillingen lopen over Jeffs rug. In het licht van de zaklantaarn volgen ze de bloedsporen die ze die ochtend hebben ontdekt. Het gaat het niet snel in het donker, maar Jeff heeft wel in de gaten dat ze in de richting van de berg lopen. Af en toe meent hij iets te horen. Wolvengejank in de verte, maar dichtbij? Wat is dat? Een krakend takje? Worden ze gevolgd?
Tegen de ochtendschemering – de Uluru wordt steeds roder – zijn ze aan de voet gekomen van de heilige berg. Voor het eerst staan ze zó dichtbij. Zijn mobiel trilt in zijn broekzak. Jeff kijkt op het schermpje en leest de sms van Max:
‘De oorspronkelijke bewoners beschikken over Droomtijd! Dit is het goede woord.’
En Jeff ziet een vreemde combinatie van letters staan. Voorzichtig spreekt hij het uit.
‘Wat betekent dat?’
Iemand anders geeft antwoord: ‘Dat betekent dat ik jullie nu te pakken heb!’
De mysterieuze man uit het vliegtuig! Hij staat ineens voor hen.
‘Jullie mogen mijn plannen niet dwarsbomen!’
‘Vlug! Jij die kant op!’ Jeff wijst naar links, zelf rent hij naar rechts.
De man aarzelt even wie hij moet achtervolgen en dat geeft de jongens een voorsprong. Jeff rent voor zijn leven. Maar hij botst op de berg, die steil voor hem op rijst. Wat nu? Dan ziet hij een hol, klein, maar groot genoeg om in te verdwijnen. Snel wurmt hij zich door de opening. Zie zo! Verlost van die engerd.
Maar dan staat een nieuw gevaar voor hem. Jeff kan hem bijna niet zien in het duister van de grot. Hij ziet nog net de donkere huid, krullend haar en twee woeste ogen. Onbegrijpelijke klanken komen uit zijn mond.
‘Kunt u mij helpen, meneer?’ vraagt Jeff beleefd in keurig Engels (dat heeft hij toch maar vast geleerd!). ‘Waar zijn de verdwenen kinderen?’
Maar de man verstaat hem niet. Jeff probeert het met gebaren, en met tekeningen van zijn vinger op de rotswand. Vergeefs.
Weer begint de man te praten, heel veel geheimzinnige klanken. In een opwelling spreekt Jeff het mysterieuze woord uit dat Max hem stuurde. Dan begint de man te stralen en er zijn twee woorden die Jeff heel goed verstaat: droomtijd en Sevda…