Menno, Anna en Klaartje rennen zo snel mogelijk de brouwerij uit, alleen Rolf komt achter hun aan.
Je hoort het sneeuw onder hun voeten kraken. Ze komen door straatjes, steegjes en over bruggetjes. Rolf is snel, maar groot, daarom is het moeilijk om Menno, Anna en Klaartje te pakken te krijgen. Anna vraagt:
'Waar rennen we naar toe?’
'Naar de muur, daar weet ik nog wat afsnijdpaadjes,’ zegt Menno.
Rolf zit vlak achter Menno, Anna en Klaartje, totdat ze langs het huisje van de smid komen. Rolf blijft met zijn groene cape haken aan een stuk ijzer wat uitsteekt. Menno, Anna en Klaartje rennen zo hard als ze kunnen weg. Ze kijken niet op of om. Ze rennen al wat zachter en Menno durft al weer om te kijken. Ze lopen nu. Anna en Klaartje vragen:
'Wie was dat en waarom kwam hij achter ons aan?’
‘Dat vertel ik wel als we thuis zijn, veilig!'
Ze lopen in de straat van Menno en ze zijn bijna bij zijn huis. Alleen nog de hoek om en dan kan je het huis al zien. Voor de hoek zit een smal zijstraatje wat donker is.
‘Daar ritselt wat,' zegt Menno.
Je kunt het niet goed zien en plotseling komt Rolf uit het zijstraatje en hij heeft een grote jute zak bij zich, wel twee. Menno komt in de ene zak en Anna en Klaartje komen in de andere zak. Ze stribbelen alle drie tegen maar dat helpt toch niet. Ze worden in een lege ruimte gegooid, dat kan je horen want je hoort de echo van het geschreeuw en het gekreun uit de zakken. Je hoort Rolf en de andere man praten over de brief.
‘Wat doen we met die drie spionnen?’ vraagt Rolf aan de andere man. ‘We moeten ze kwijt Rolf,' zegt de andere man. Want ze zoeken al naar die brief en nu ook nog die drie kinderen! Als hun ouders hier achter komen, dan hebben wij een groot probleem! Weet jij nog een plaats waar we ze kunnen verbergen?' ‘Misschien wel,' zegt Rolf. 'Ik laat het je zien. Het is hier niet ver vandaan, het is in het bos,' zegt Rolf.
Het is een soort van grot. Er zijn plantjes die je kunt eten en er is een water stroompje in de grot. Rolf zegt tegen de man die naast hem fietst:
'Er staat al ijzeren tralies voor, dat is ideaal. En dan gooien we er ook nog wat bladeren over heen en dan heb je goede camouflage.'
‘We zijn er,' zegt Rolf.
‘Ze kunnen hier maximaal 3 tot 4 dagen blijven, dus we moeten ze ook water en brood leveren,’ zegt Rolf.
De andere man snijdt met zijn mes de knoop van de zakken af en gooit de zakken in de grot. Menno probeert nog snel uit de grot te rennen maar BENG! Toen zat het tralies er al voor.
‘Die zijn we wel voor een tijdje kwijt,’ zegt Rolf.