Even later komen vader en Menno thuis. Moeder vliegt direct in de armen van vader. Ze is erg blij dat vader terug is.
'Heb je het goed gehad?' 
'Ja,' zegt vader.
'En hebben jullie de stadsbrief?' vraagt moeder.
'Nou, daar wou ik het net over hebben,' zegt vader. 'Maar eerst eten.'
Nu zitten vader, moeder en Menno aan tafel. Moeder schenkt de pap in, en vraagt dan nieuwsgierig wat er met de brief is.
'Nou,' zegt vader. 'We waren onderweg met de brief, en toen gingen we slapen. We hadden de paarden vastgebonden en gingen liggen bij het vuur. De volgende ochtend was de brief weg. We hadden overal gezocht, maar moesten teleurgesteld naar huis.'
'Oh, wat erg,' zegt moeder.
'Ja, het is vermoedelijk gestolen,' zegt vader. 'Maar wat weet jij, zoon?' vraagt vader aan Menno.
'Nou,' zegt Menno. 'Ik was met Anna op de muur aan het kijken of jij eraan kwam. Toen zagen we iets bewegen. Opeens moest Anna naar huis, maar ik ging kijken. Toen zag ik voetstappen, en volgde het spoor. Toen werden het twee sporen, toen hoorde ik twee enge stemmen. Ik keek en zag twee mannen die het over de brief hadden. De ene zij: "Jij houdt de brief bij je, want anders….." Toen trok diegene die dat zei zijn mes. Toen zagen ze mij en gingen ze achter mij aan. Ik rende weg, en ik kwam vast te zitten in het moeras. Toen kwam jij.'
Vader had aandachtig geluisterd en stond nu op.
'Jongen,' zei hij. 'Jij moet binnen blijven, want ze zoeken ongetwijfeld naar jou. Ik ga nu naar de mannen.'
En hij ging weg. Menno had nu 3 uur binnen gezeten, maar wou nu naar buiten. Hij zei tegen zijn moeder dat hij naar Anna ging. Dat deed hij ook, maar hij haalde haar alleen op. Daarna gingen ze op onderzoek. Nadat ze een poosje hadden rondgelopen, zagen ze bij een bierbrouwerij een in elkaar gedoken meisje zitten. 'Hallo,' zei Menno.
Het meisje keek op. Ze was gekleed in gescheurde kleren, en ze had een betraand gezicht.
'Hoe heet jij?' vroeg Anna.
Het meisje keek haar eerst onbegrijpelijk aan, maar toen zei ze verlegen dat ze Klaartje heette.
'Ik heet Menno en zij heet Anna.'
Daarna vraagt ze wat Anna en Menno aan het doen zijn.
'We zijn op onderzoek! Wil je meedoen,' vraagt Anna?
Klaartje kijkt geďnteresseerd.
'Oké, maar naar wat zoeken jullie?' vraagt ze.
'Naar een man.'
'Hoezo een man,' vraagt Klaartje?
Menno denkt goed na.
'Een kale man, volgens mij met een harnas en een groene cape.'
'Oh,' zegt Klaartje, die net de brouwerij in liep.
'Oh, zullen we gaan kijken?'
'Ja oké.'
Ze lopen onopvallend de brouwerij in, en inderdaad daar staat de man. Ze verstoppen zich achter een biervat en luisteren goed. Ze horen onduidelijk een gesprek. "Jij moet de brief bewaren," horen ze de kale man zeggen. "Oké Rolf," horen ze iemand anders zeggen (maar ze zien hem niet want hij staat achter een paal )
'Maar, waarom doe jij dit?'
'Ik ben niet voor niks knecht van de bisschop Bam.'
Het vat valt om. Menno had van de schrik het vat omgegooid. Rolf zag hem wat nu?