De stemmen worden steeds harder.
'Snel Menno, pak een wapen,' zegt vader.
Even later gaat het luik open.
'Handen omhoog!' roept vader.
Menno en Anna zitten in een hoekje. Voorzichtig stappen de mannen naar binnen.
'Vader!' roept Anna. 'Wat doe jij hier?'
'Hé, daar is die man met dat mes.'
'Is dat mijn oom?'
Menno bekijkt zijn oom van top tot teen. Vader is zich lam geschrokken en staat helemaal stil. Menno wijst naar de zak van zijn oom.
'Kijk, dat lijkt wel op de verloren brief.'
'Ga op de grond liggen,' roept vader.
De mannen gaan liggen en Menno haalt de brief uit zijn zak.
'Hoe kom jij aan die brief?' vraagt vader.
'Gejat natuurlijk!' zegt de ene man.
Op de envelop staat: “Stadsbrief”
'Waarom doen jullie dit?' vraagt vader. 'We brengen jullie naar de gevangenis.'
Ze lopen naar buiten. Ze lopen langs het moeras het bos in.
'Stil, ik hoor een takje breken,' zegt vader.
Ze draaien zich om.
'Ik zie niks,' fluistert Anna. 'Dat is vast een dier,' zegt Menno zachtjes.
Ze draaien zich om en verstijven. Er staat een wolf! De wolf loopt dreigend op hen af. En dan… bespringt hij vader. Vader slaakt een hele harde kreet.
'Vader!!' schreeuwt Menno.
De mannen grijpen hun kans en trekken de brief uit Menno’s handen. Ze rennen heel hard weg.
'Schiet die wolf,' krijst vader.
Menno doet wat vader zegt en schiet de wolf in zijn buik.
'Vader gaat het?' vraagt Menno.
Vader kreunt van de pijn.
'Laat eens zien,' zegt Anna.
'Mijn hand,' jammert vader.
'Hij zit helemaal onder het bloed,' zegt Anna.
Even later lopen ze, vader met Menno en Anna aan zijn zij, het huis binnen.
'Wat is er?' vraagt moeder bezorgd.
'We hebben een hut ontdekt,' vertelt Menno. 'Er lagen allemaal wapens, heel veel geld en voedsel,' zegt Anna.
'Toen kwamen er mannen binnen,' zegt vader.
'Die wilden we naar de gevangenis brengen, maar toen besprong een wolf vader,' vertelt Menno.
'Is het erg?' vraagt moeder met enige onrust.
'Best wel,' zegt vader.
'Ik zal je behandelen,' zegt moeder.
Moeder smeert een zalfje op de wond van vaders rechterhand en daarna doet ze er een lapje om. 
De volgende dag gaan ze naar de stad om boodschappen te doen. Overal horen ze dat de bisschop door twee mannen ontvoerd zou zijn. Menno en Anna kijken elkaar verschrikt aan.