|
Verhalen spinnen lezen
Hieronder zie je het leesschema van Verhalen Spinnen. Elk blokje staat voor een hoofdstuk van een verhaal. Als je op een blokje klikt, verschijnt onder het leesschema dat hoofdstuk. Als een blokje nog grijs is, moet dat hoofdstuk nog geschreven worden. Om één verhaal te lezen, volg je de pijlen en de kleuren in het leesschema. Elk verhaal krijgt zijn eigen kleur. Je kunt het lezen of de video bekijken waarin de schrijvers hun hoofdstuk voorlezen.
Onderin het leesschema zie je bij elk verhaal open staan. Als je hierop klikt, krijg je alle hoofdstukken van dat verhaal op een rijtje te zien in een pdf-bestand. Je kunt dan het hele verhaal achter elkaar lezen. In het gekleurde schema, bovenaan elk hoofdstuk, zie je welke lijn er wordt gevolgd. Je kunt het hele verhaal ook uitprinten.
Video bekijken
Klik op de zwarte pijl om de video te starten. Op de video zie je de schrijvers hun hoofdstuk voorlezen. Aan het eind van deze video kun je doorklikken naar het vorige of volgende hoofdstuk of de video opnieuw bekijken.
|
|
|
|
Verberg leesschema
Verhaal 1 - Hoofdstuk 2 - Een geheimzinnige trap
Video bekijken
Klik op de zwarte pijl om de video te starten. Op de video zie je de schrijvers of de leerlingen hun hoofdstuk voorlezen. Aan het eind van deze video kun je doorklikken naar het vorige of volgende hoofdstuk of de video opnieuw bekijken.
Bewegen deed er zeker iets, al wisten ze niet of het twee mannen op paarden waren.
‘Zie jij wat dat is?’ vroeg Menno.
‘Volgens mij is het een hert,’ zei Anna.
Menno keek wat beter. Hierboven voelde je de wind meer dan achter de stadsmuren en zijn ogen begonnen te tranen. Hij knipperde, maar kon het niet echt goed zien. In de verte kraakte iets.
‘Ik ga even kijken,’ zei Anna en ze liep een stukje verder over de stadsmuur, waar ze een beter uitzicht had.
Menno liep achter haar aan, maar hield intussen zijn ogen op wat er bewoog in het bos. Wie weet waren het hun vaders en de mannen van het stadsbestuur. ‘Hoewel, het zou ook een everzwijn kunnen zijn,’ mompelde hij tegen zichzelf. ‘Zeg Anna,’ zei hij toen wat harder. ‘Wat denk jij? Is het een everzwijn?’
‘Het is wel groot,’ riep Anna terug. ‘Het kan best.’
Hij bleef nog even staan en spitste zijn oren. Als het beest nou eens geluid maakte, dan wist hij het meteen. Tenzij het helemaal geen beest was natuurlijk.
‘Ik denk het toch niet,’ zei hij en draaide zich weer om naar Anna. Maar toen hij voor zich uitkeek, zag hij haar niet meer. De stadsmuur was verlaten. Een ogenblik geleden was ze er nog en nu was ze weg.
‘Anna?’ zei hij, maar er kwam geen antwoord.
Hij bleef staan en keek verbaasd om zich heen. Waar was ze nou? Je kon hier helemaal geen kant op, tenzij je van de stadsmuur afsprong, en dat leek hem sterk.
‘Anna?’ riep hij nog een keer, en onwillekeurig boog hij zich over de rand en keek naar beneden. Niets, natuurlijk; hij had ook niet anders verwacht. En aan de binnenkant van de stadsmuur was ze ook niet. Hij liep nog een stukje door over de muur tot hij verder was dan zij kon zijn gekomen. Weer bleef hij staan en keek om zich heen.
‘Anna!’ riep hij nu wat harder.
Nog steeds niets. Terwijl hij weer terugliep, liet hij zijn handen over de muur glijden en speurde hij elke steen af. Op grote afstanden van elkaar liepen aan de binnenkant van de stadsmuur trappen, zodat je erop en eraf kon klimmen. Maar hij kon zich niet voorstellen dat ze dat zo snel gedaan had. En bovendien moest je eerst door een poortje. Net toen hij niet meer wist waar hij moest kijken en toch maar naar de dichtstbijzijnde trap wilde lopen, zag hij iets anders. Een hoopje losse stenen bij een versterking in de muur. Het was hem nog niet eerder opgevallen. Toen hij dichterbij kwam, zag hij een gat waar hij gemakkelijk zijn hand in kon steken, en niet alleen zijn hand, maar zijn hele hoofd. Maar het was er zo pikdonker dat hij alleen maar zwart zag. Hij haalde een paar stenen weg en keek nu terwijl hij tegelijkertijd zijn hand over de binnenkant van het gat liet gaan. Tot zijn verbazing voelde hij een trap. En nu voelde hij ook een lichte wind over zijn gezicht strijken. Toen zijn ogen een beetje aan het donker begonnen te wennen, zag hij dat de trap een heel eind naar beneden ging.
‘Anna!’ riep hij in het gat.
Maar hij had zich vergist. Ze was hier niet, anders zou ze wel wat zeggen. Tenzij ze gewond was natuurlijk… Plotseling voelde hij zich heel schuldig over zijn eerdere onaardige gedachten over haar.
‘Menno?’ klonk het toen in de verte, en meteen sloeg een golf van opluchting door hem heen.
‘Anna!’ riep hij.
‘Ja, ik ben het!’
‘Hoe kom je daar in hemelsnaam!’
‘Menno, je moet hier komen!’ riep ze terug zonder op zijn vraag te antwoorden. ‘Ik denk dat ik iets heb gevonden!’
Verhaal 1 Hoofdstuk 1
|
Verhaal 1 - Hoofdstuk 2 - Een geheimzinnige trap
Geschreven door Annejoke Smids
|
Klik hier voor leesschema
|
Verhaal 1 Hoofdstuk 3
|
|
|