Opeens komt de moeder van Menno eraan rennen. Ze vraagt hijgend:
‘Waar waren jullie nou? Ik heb overal gezocht!’
Menno zegt: ‘Moeder, we hebben een heel groot probleem!’
Menno, Anna en Menno’s vader kijken ernstig. Anna vertelt alles over het vreemde meisje, dat Lisbeth heet en over Reinoud, waarvan ze dachten dat hij bij de rovers hoorde. Moeder kijkt verbaasd. Ze kan haast niet geloven dat ze dat allemaal hebben meegemaakt. Samen bedenken ze een plan hoe ze de stadsrechten terug kunnen krijgen. 
Dan gaan ze op weg naar het kamp dat Anna en Menno hebben ontdekt. Als ze bij het kamp aankomen verstoppen ze zich in de bosjes. Ze zien dat Lisbeth heel hard wordt aangepakt, maar waarom, dat kunnen ze niet horen. Ze sluipen naar de tent om te horen wat er gezegd wordt. Dan horen ze dat Reinoud de stadsrechten had, maar dat Lisbeth ze moest bewaren, omdat zij het meest onschuldig leek. Ze horen ook dat Lisbeth ze daarna is kwijtgeraakt. 
Menno gaat terug naar het dorp om de sterkste mannen van het dorp te zoeken. Zij zullen Reinoud wel gevangen nemen. Als ze terugkomen met alle sterke mannen, zien ze Reinoud lopen. De sterke mannen pakken hem stevig vast en slepen hem mee naar de gevangenis in het dorp. 
Menno komt Lisbeth tegen en hij zegt:
‘Ik ben al een poosje verliefd op jou. Zou je verkering met me willen?’ Lisbeth bloost en zegt: ‘Ik ben ook al een poosje verliefd op jou, Menno!’ Ze lopen hand in hand het bos uit richting het dorp. Het hele dorp is al aan het feesten, omdat de stadsrechten eindelijk zijn aangekomen. Menno gaat naar Anna en zegt:
‘Weet je het al van mij en Lisbeth?’
‘Ja,’ zegt Anna. ‘Ik hoorde het net van Anna, ze is eigenlijk best aardig. Ze vertelde mij ook dat ze gevangen genomen was door Reinoud en dat ze gedwongen werd om de stadsrechten geheim te houden en toen zei ik dat we al gehoord hadden dat ze mishandeld werd in de tent.’ 
Lisbeth komt eraan en zegt tegen Menno:
‘Heb je zin om met me te dansen?’
 En het wordt nog een heel gezellige avond…