Verhalen spinnen lezen

Hieronder zie je het leesschema van Verhalen Spinnen. Elk blokje staat voor een hoofdstuk van een verhaal. Als je op een blokje klikt, verschijnt onder het leesschema dat hoofdstuk. Als een blokje nog grijs is, moet dat hoofdstuk nog geschreven worden. Om één verhaal te lezen, volg je de pijlen en de kleuren in het leesschema. Elk verhaal krijgt zijn eigen kleur.  Je kunt het lezen of de video bekijken waarin de schrijvers  hun hoofdstuk voorlezen.

Onderin het leesschema zie je bij elk verhaal open staan. Als je hierop klikt, krijg je alle hoofdstukken van dat verhaal op een rijtje te zien in een pdf-bestand. Je kunt dan het hele verhaal achter elkaar lezen. In het gekleurde schema, bovenaan elk hoofdstuk, zie je welke lijn er wordt gevolgd. Je kunt het hele  verhaal ook uitprinten.

Video bekijken
Klik op de zwarte pijl om de video te starten. Op de video zie je de schrijvers hun hoofdstuk voorlezen. Aan het eind van deze video kun je doorklikken naar het vorige of volgende hoofdstuk of de video opnieuw bekijken.



 

 

                         
Hoofdstuk 1                        
   
                 
Hoofdstuk 2
08-09-2008
                       
   
 
             
Hoofdstuk 3
15-09-2008
                       
   
 
 
         
Hoofdstuk 4
30-11--1
                       
   
 
 
 
     
Hoodfstuk 5
30-11--1
                       
   
 
 
 
 
 
Hoofdstuk 6
30-11--1
                       
                         
    Verhaal 1   Hoe alles weer goed kwam   De wraak van de rovers   Verhaal 4   Verhaal 5   Verhaal 6


Hoe alles weer goed kwam - Hoofdstuk 3 - Hulp uit onverwachte hoek

Ze waren er zo dichtbij! Bijna had Coevorden haar stadsrechten terug gehad, en nu dit slechte nieuws. Menno voelde zich net zo teleurgesteld als zijn vader en de andere ruiters eruit zagen. Ze stonden in een kringetje een beetje verslagen naar elkaar te kijken. Zijn vaders paard brieste, en je zag duidelijk de stoomwolkjes die een tijdje bleven hangen in de kou. Ook Menno stapte van het ene been op het andere, hoewel dat niet veel uitmaakte. Hij voelde intussen het verschil tussen zijn voeten en de houten klompen bijna niet meer.
‘Hé ouwe!’ riep de poortwachter ineens. ‘Dat gaat zomaar niet!’
Menno draaide zich om om te zien tegen wie de poortwachter het had. Hij zag een oude zwerver die probeerde om samen met zijn hond de poort binnen te komen. De man droeg een jas die zo vies en versleten was dat je er geen kleur meer in kon zien. Hij had hem in het midden met een stuk touw vastgebonden. Zijn wilde haren en baard waren grijs, maar zijn ogen fonkelden scherp en helder in zijn verweerde gezicht.
‘De poort staat toch open?’ zei hij strijdlustig. ‘Dan mag ik de stad in, of niet soms.’
Op deze woorden viel een pijnlijke stilte.
‘Wat?’ zei de man. ‘Heb ik iets verkeerds gezegd?’
Menno wist precies wat de ouwe verkeerd had gezegd. Op dit moment was het voor iedereen onduidelijk of Coevorden nu eigenlijk een stad was of niet. Zelfs de poortwachter wist niet hoe hij moest reageren. Daar maakte de ouwe handig gebruik van en hij liep gewoon door. De stok waarop hij leunde maakte tikkende geluiden tegen de bevroren aarde. Zijn hond, die net als de baas hinkte, liep achter hem aan. Er was iets met de linkervoorpoot van het dier. En terwijl Menno naar de hond keek, wist hij plotseling wie de oude zwerver was. Hij had hem eerder dit jaar ontmoet in het bos. Zijn hond Kobus was met zijn poot in een vossenklem terecht gekomen en het was de ouwe niet gelukt hem in zijn eentje te bevrijden. Menno had hem geholpen, en de oude man had tranen in zijn ogen gehad toen hij hem bedankte.
Ineens was het alsof de poortwachter weer bij zijn positieven kwam.
‘Ho eens even!’ riep hij.
Hij liep achter de indringer aan en greep hem bij zijn schouder.
‘Ik zei toch, dat gaat zomaar niet!’
Kobus, met zijn bruine vacht van borstelig haar dat alle kanten oppiekte, ontblootte zijn scherpe gele tanden.
De poortwachter schrok en instinctief haalde hij met zijn voet naar hem uit.
‘Blijf van hem af!’ riep de oude man en hij wilde op zijn beurt de poortwachter met zijn stok te lijf gaan.
‘Aldert!’ riep Menno. ‘Niet doen!’ Hij liep naar de oude baas toe en pakte hem zachtjes bij zijn arm.
‘Ken je die zwerver?’ vroeg zijn vader verbaasd.
Aldert wierp de man die zo hoog op zijn paard boven hem uittorende een minachtende blik toe.
‘Je komt er niet in,’ zei de poortwachter. ‘We hebben hier geen ruimte voor jouw slag. Eerlijk volk woont hier. Volk dat werkt. En hou die hond bij je!’
Hij bleef nu op veilige afstand van Kobus staan, die nog steeds gemeen naar hem stond te grommen. Ondanks zijn manke poot, bleef hij onverzettelijk tussen zijn baas en de poortwachter in staan.
‘Geen ruimte voor mijn slag?’ vroeg Aldert. ‘Weet je dat zeker? Ook niet als ik een interessant nieuwtje voor je heb?’
‘Wat zou iemand als jij nu weten?’ snauwde de poortwachter.
‘Iemand als ik komt overal,’ zei Aldert, en hij legde zijn wijsvinger tegen zijn neus.
‘Wat weet je dan, ouwe? Zeg op! Of moeten we het soms uit je slaan?’
‘Bertus,’ zei Menno’s vader bedaard. ‘Laat hem praten. Wie weet kan hij ons iets vertellen.’
Bertus zei niets meer, maar hield de zwerver en zijn hond nauwlettend in het oog.
´Voor ik het zeg moet ik weten of ik hier kan slapen,’ zei Aldert. ´Een kamer. In de herberg.’
´Vertel ons eerst maar eens wat je weet,’ zei Menno’s vader.
´Eerst onderdak,’ zei Aldert.
´Vader, kan Aldert niet bij ons slapen?’ vroeg Menno.
Aldert kneep hem even heel zacht in zijn arm. Al wist Menno zeker dat zijn vader dat niet gezien had, toch kreeg hij een waarschuwende blik van hem. Daarna keek hij naar Aldert en kennelijk had hij een besluit genomen.
‘Goed,’ zei hij tegen de oude man. ‘Je kunt bij ons slapen, maar in de schuur, niet in huis. En alleen als je echt nieuws hebt dat van belang is.’
Aldert knikte.
‘Het zal je niet spijten,’ zei hij. ‘Want ik heb het gezien.’
‘Wat heb je gezien, Aldert?’ vroeg Menno.
‘Ik heb gezien wat er gebeurd is in het bos. De mannen die de ruiters hebben overvallen. Ik heb ze gezien.’
Menno’s vader schudde boos zijn hoofd.
‘Dat kan niet. Hoe kan je dat nou gezien hebben en nu hier zijn? Paarden zijn sneller dan een mens, zelfs als hij goed kan lopen.’
‘Ik ken alle wegen, en alle sluippaden door het bos. Paden waar een paard helemaal niet kan gaan. Paden die de helft korter zijn dan de gewone wegen. En het laatste stuk heb ik niet gelopen. Dat heb ik meegereden op een boerenkar.’
Menno’s vader schudde weer zijn hoofd.
‘Ik geloof je niet. Je bent een leugenaar!’
‘Ik heb ze gezien, de rovers,’ fluisterde Aldert. ‘En ik weet wie het zijn…’



Hoe alles weer goed kwam Hoofdstuk 2

Hoe alles weer goed kwam - Hoofdstuk 3 - Hulp uit onverwachte hoek
Geschreven door Annejoke Smids
Hoe alles weer goed kwam Hoofdstuk 4