De Trompet schalt door heel Coevorden:
‘Alle mannen verzamelen!! De Poort moet dicht! Er is gevaar in het Wilgenbos.' Tien ruiters verzamelden zich bij de poort, ze zijn zwaar bewapend.
‘Waar zie je de vijand?’ vraagt ruiter Hans.
‘In het wilgenbos,’ antwoordt de poortwachter. ‘Menno en Anna hebben drie schimmen zien lopen, toch Menno?’
‘Ja,…’ zegt Menno, maar na alle ophef wordt hij toch wel wat onzeker, hij heeft het toch echt wél gezien, hè. Gelukkig knikt Anna ook bevestigend ja.
‘Kom op mannen, dan weten we genoeg, iedereen paraat, dolk en schild voorhanden?’
Je hoort het metaal rinkelen wanneer de ruiters op hun paarden stappen.
‘Paraat,’ roepen de ruiters één voor één. 
Wanneer Hans aan kop is van de ruitergroep, komen alle paarden in beweging en stuiven ze allemaal strijdbaar weg. Menno en Anna hebben met volle bewondering het schouwspel bekeken, ze zijn er stil van.
Wat nou als we het toch niet goed hebben gezien, vraagt Menno zich af. Diep in gedachten verzonken, wordt hij opgeschrikt door een hoog stemmetje:
‘Hee, wat was dat allemaal voor toestand, wat is er aan de hand Menno, o is dat Anna achter jou, dag Ann, wat doen jullie hier, wat is er gebeurd, is Reinoud van Coevorden gesignaleerd?’
Menno herkent de stem uit duizenden, het is Joop, de zoon van de Smit, hij heeft oude en versleten kleren aan, Menno ziet zo dat hij rechtstreeks vanuit de werkplaats van zijn vader is gekomen, hij heeft niet eens een jas aan, maar wel altijd zijn groene muts over zijn blonde haren.
Joop is altijd vrolijk en helpt iedereen als hij kan. Hij heeft al veel meegemaakt. Zijn moeder is overleden, Joop moet thuis hard meewerken, weet Menno, zijn vader heeft een ongeluk gehad met een gloedheet hoefijzer wat hij uit de tang heeft laten vallen, deze is boven op zijn voet gekomen, sindsdien loopt zijn vader mank.
Verder heeft Joop ook al een aantal flinke littekens op zijn armen en benen, het is toch best gevaarlijk en zwaar werk, weet Menno.
Menno kent Joop best wel goed, Joop is 1 dag ouder dan Menno en hij woont 4 huizen verder op. Menno moet vaak van zijn vader nieuwe hoefijzers voor de paarden ophalen.
Ook laat Menno’s moeder hem wel eens een mandje met brood, eieren en petrolium brengen en een kannetje melk. Vooral nu in deze koude periode, is het moeilijk om rond te komen. Joop is de oudste van een gezin met 7 kinderen, eigenlijk 9 maar een tweeling is bij de geboorte overleden.
Menno begint te vertellen:
‘We stonden hier te kijken naar het wilgenbos, Anna en ik hebben gedaanten zien lopen daar over het pad in het wilgenbos.’
Hij neemt even diep adem en gaat verder: ‘Maar dat kunnen niet onze vaders zijn, want die zijn nog maar net weg en het is klaarlicht overdag. Ze zouden toch niet zo langzaam rijden tussen de bomen in? De poortwachter denkt dat het een hinderlaag is van Reinoud van Coevorden.' 
'Dat meen je toch niet,' zegt Joost verschrikt. 'Mijn oom Jan is ook mee met jullie vaders.'
'O jee, als er maar geen hinderlaag is.'
Gespannen kijken ze over de rand van de muur. Ze zien de ruiters al aankomen, ze zijn nu ongeveer een 500 meter bij de plaats vandaan waar Menno en Anna de schimmen zagen lopen…..