In het briefje staat: goedzo jullie hebben genoeg onderwerpen gevonden nu komen jullie weer een stapje dichterbij Fedde! Als jullie een luik vinden moet je die open doen en daar doorheen kruipen, daar vind je stukken steen en graan, dat moet je vermalen en dat kun je dan eten om te overleven in de grot. “okay dan” roept Anemoon. Michiel zegt: “Zullen we eerst de linker kant op gaan”? Maar dan kijken ze recht vooruit en zien ze de luik en rennen erheen. Michiel trekt aan de luik maar hij krijgt hem niet open. Dan ziet hij een briefje liggen daarop staat: je moet eerst een sleutel vinden dan krijg je de luik open.

Hij kijkt in alle hoeken maar kan de sleutel niet vinden! Anemoon helpt ook zoeken en dan struikelt ze ineens ergens over. “ Hé dat is de sleutel!” roept Anemoon. “Okay maakt de luik open Anemoon” Zegt Olivier. “We komen echt dichter bij” Roept Anemoon. Ze heeft de luik open gekregen en ze kruipen er een voor een doorheen.

 Dan komen ze in de schuur waar Fedde waarschijnlijk in zit!  Opeens zegt Anemoon: “We moesten toch nog een steen en graan vinden?” Maar dat hoeft ze Michiel niet meer te zeggen want die heeft het al gevonden, hij is al druk bezig met het graan malen. Anemoon hoort ineens een raar geluid en ze vraagt: “Hé horen jullie dat ook?” “Nee wat moeten we horen dan?” Roepen Olivier en Michiel in koor. “Huh? Dat is gek!” Zegt Anemoon. “Ik dacht nou echt dat ik geritsel of zo hoorde.” Hé nou hoor ik het ook!” Gilt Michiel angstig. “Ik hoor het echt niet hoor” Zegt Olivier. * ritsel, ritsel *  “ O nee nu hoor ik het ook” Roept Olivier angstig. Anemoon hoort dan ineens Fedde roepen “Help, Help me! Hierboven” Gilt Fedde angstig en zijn stem klinkt kil.

“Help me alsjeblieft.” En toen was de stem weer weg en het geritsel was ook weer weg. “We willen je wel helpen maar we weten niet waar je bent!” Gillen ze met zijn allen. Ze wachten en wachten maar krijgen geen antwoord. “O nee” zei Anemoon, “ik moet allang thuis zijn, zullen we anders morgen nog even weer gaan kijken?” “Ja okay. Dat doen we, want ik moet ook naar huis.” Zegt Olivier. “kom dan gaan we maar.” Zegt Michiel. “we vinden je misschien morgen wel, Fedde.” Riepen ze in koor. En terwijl ze naar huis liepen vloog er een vreemd dier voor hun neus.