Het is er pikdonker. Ze zien de maan en horen een wolf. Het is super eng.
'We zoeken de maanberg, waar zal die zijn?' vraagt Blackburn aan de groep. 'Misschien achter in het woud,' zegt Gras.
'Dat wordt dus een heel eind lopen,' zegt Selier. 'Daar heb ik helemaal geen zin in.'
'We moeten wel, we willen ze toch terug?!'
Engel kijkt steeds achterom, hij hoort wat, maar hij kan niet thuis brengen wat het is. Moet hij het nu vertellen, vraagt hij zich af. Toch maar niet, denkt hij, misschien verbeeld ik het me wel.
Pakjan vraagt: 'Hé, waar is Engel? Hij liep net nog achteraan.'
'Hij zou toch niet opgegeten zijn?' vraagt Selier.
'Waardoor?' is de vraag van Gras.
Ze blijven roepen en zoeken, maar na een uur besluiten ze toch maar om verder te gaan.
Hun tocht loopt dwars door het woud, waardoor ze ook door het moeras komen. Het stinkt er ontzettend. De slangen krioelen over het pad.
Selier roept: 'Waarom hebben die slangen niet gewoon een degelijk parfum?! Dit is toch niet normaal die stank?!'
Gras en Pakjan antwoorden tegelijk: 'Niet zeuren, doorlopen, anders vinden we ze niet. Kom op!!'
Ze lopen tussen de slangen door, Selier blijft een beetje achter en...
'Waar is Selier?' zegt Pakjan: 'Zij zal toch ook niet weg zijn net als Engel? Kom laten we even terug gaan, misschien is zij nog wel bij de slangen.'
'Ik heb helemaal geen zin om naar haar op zoek te gaan, want ze zeurt alleen maar,' zegt Blackburn.
'Ik vind Nonnebeet, Pelle en de tweeling veel belangrijker dan Selier. Ik loop gewoon door.'
'Kom nou, we moeten bij elkaar blijven. Ga nou gewoon even mee terug,' zegt Gras.
'Nee, ik loop gewoon door, jullie halen mij later maar weer in,' zegt Blackburn. 'Ik zie jullie zo!'
'Kom, laten we maar gaan zoeken, want ik zie haar niet,' zegt Gras.
Na een hele poos zoeken zegt Gras: 'Kom, laten we maar terug gaan voor Blackburn ook weg is.'
Ze lopen richting Blackburn. Na heel lang lopen vinden ze hem nog niet.
Ze roepen: 'Blackburn waar ben je?!'
Ze roepen nog een paar keer maar ze krijgen geen antwoord.
'Het is eigenlijk ook zijn eigen schuld, want hij bleef niet bij ons,' zegt Pakjan.
'Ik weet zeker dat hij ook gegijzeld is.'
'Kom laten we maar doorlopen.'
Ze lopen verder en komen bij een open plek met in het midden een grote eik.
'Hé, kijk eens in die boom, wie hangt er nu sleutels in de boom?' vraagt Pakjan.
Ze horen in de verte de stem van de dood:
'Pak de sleutel, de sleutel is de toegang tot de vrijheid…'
De gouden sleutel glinstert in het maanlicht. Pakjan pakt hem uit de boom…