……de spreuk vinden die op de poort van het kasteel zit, en de spreuk met z’n allen te gelijk voorlezen.
'Waar is dan het Blauwesokkenkasteel?' vraagt Sam.
Opeens zien ze Ik langzaam weg schuiven.
'Waar gaat Ik nou heen?'
'Naar dat grote blauwe gebouw in de verte, denk ik,' zegt Daan.
'Zou dat niet het Blauwesokkenkasteel zijn?' vraagt Sam.
'Ik….. Ik…... wacht!' gilt Sara.
'Kom op, er achteraan!' roept Daan.
Appie stribbelt tegen: 'Waarom?'
Sara zegt snibbig: 'Dan blijf jij toch lekker hier!'
Met z’n allen gaan ze achter Ik aan.
'Ik leidt ons vast naar het Blauwesokkenkasteel!'
'Rennen!'
'Zonder hem kunnen we er niet komen,' zegt Sam.
Buiten adem komen ze bij een doolhof.
'Daar moeten we door heen, denk ik,' hijgt Sara.
'Oké, doen we omdat er alleen geen andere weg is,' zegt Appie.
Ze nemen het lange pad dat leidt door het midden van het doolhof.
'Ooh, nee hè!' zegt Daan.
'Dit loopt dood, laten we een stukje terug lopen.'
'Zouden hier ook slangen zitten?' vraagt Sam met een pesterig stemmetje.
'Sam doe niet zo flauw,' zegt Daan.
'Je weet best dat ik bang ben voor slangen.'
'Maar er beweegt iets in de bosjes,' zegt Appie.
'Aaaaaahhhhhh, rennen!' roept Daan.
'Ja maar welke kant op!?' vraagt Sara verschrikt.
'Dat is nu niet belangrijk gewoon rennen, we komen vast wel ergens uit,' roept Daan.
'Het is een slang!' roept Sam.
'Zo groot als ik weet niet wat!' gilt Daan.
'En het kruipt snel achter ons aan!' roept Sara.
'Snel weg wezen voor dat de slang ons te pakken krijgt.'
Ze komen steeds dichter bij het kasteel.
En ja hoor na een poosje bereiken ze het Blauwesokkenkasteel.
'Gelukkig, we hebben de slang afgeschud,' zegt Daan.
Ze lopen hijgend naar de poort, en er hangt een brief op de poortdeur.
'Maak maar snel open.'
Op de brief staat:
'Blauwe sokken,blauwe sokken,
vind me snel, vind me snel,
anders gaat het licht uit en verdwijnt Ik naar de hel.
Zoek een fakkel zonder vuur en zeg de spreuk in een kring.'
Plotseling stapt Appie door de poort en de deur slaat achter hem dicht.
'Wij zijn er ook nog!' roepen de kinderen.
'Ik doe niet voor jullie open, want ik hoor bij Kaskaay,' zegt Appie.
De kinderen kijken rond en zien even later dat er een plank aan de zijkant van de poort is verrot. Ze halen de plank eruit en glippen door het gat naar binnen.
'Laten we ons verspreiden om de fakkel te zoeken.'
Even later zijn ze allemaal op het binnenplein aan het zoeken.
En toen zij Sara opeens: 'Hé kijk daar ligt een fakkel.'
'Neem maar mee,' zegt Daan.
'Hé jongens, maak niet zoveel geluid, anders hoort Kaskaay ons,' fluistert Sam.
'Ja of Appie,' fluistert Sara terug.
Ze sluipen verder het hele kasteel door. Maar ze vinden Ik niet. Ze gaan de torentrappen op, dat is de enige plek waar ze nu nog niet zijn geweest.
'Hé kijk, daar is Ik,' wijst Daan.
'Kom op, we rennen naar hem.'
Zo vlug als ze kunnen sprinten ze naar Ik.
'En nu moet de spreuk voorgelezen worden.'
'Daan….Daan….let je even op?' vraagt Sam.
'Ja hoor,' zegt Daan afwezig.
'En nu de spreuk!' zegt Daan.
'Blauwe sokken, blauwe sokken,
vind me snel, vind me snel,
anders gaat het licht uit en verdwijnt Ik naar de hel.'
Er gebeurt helemaal niks, en het is muis stil.
'Waarom gebeurt er niks?' vraagt Sara.
Opeens verschijnt er uit het niets allemaal blauw slijm en dan ……