De moeder van de tweeling draaide zich om en riep:
'Marietje, Darma komen jullie?'
'Waarom?' riepen beide meisjes.
'Omdat er twee jongens, een meisje en een mevrouw voor de deur staan die jullie wat willen vragen.'
De beide meisjes kwamen naar voren. Toen ze Daan zagen waren ze verbaasd. 'Wat wil je van ons?' vroegen ze. 'Kom je ons hier ook al plagen, net zo als je op school soms doet? Of denk jij datwij de vulling van je vulpen soms los hebben gedraaid, zodat de inkt over je schrift lekte? Of denk je dat wij de la van je schoolbank op de kop hebben gezet, zodat al je boeken eruit vielen toen je de la open trok. Of denk je…..'
'Nee, nee,' riep Daan. 'Daar kom ik niet voor.'
Sam moest een beetje lachen. Daan had hier nog nooit wat over gezegd.
'Wij willen graag dat jullie bij ons komen helpen,' zei Daan. 'Want jullie weten alles over geesten en spoken, maar weten jullie ook iets over monsters?'
'Voordat jullie verder praten, mogen jullie wel binnenkomen,' zei de moeder van de tweeling. Ik ben Sara. Willen jullie ook wat drinken? Jullie zien er een beetje geschrokken uit.'
Nico had geen zin om mee te gaan.
'Ik wil naar huis,' zei zij. 'Ik wil naar mijn moeder.'
Toen Sam en Daan de grote hal binnen stapten schrokken ze een beetje. Er hingen allemaal opgestopte dieren aan de kant en schilderijen met allemaal vreemde mensen. Het leek wel of die mensen hen in de gaten hielden.
'Let maar niet op die schilderijen,' zei Sara. 'Dat zijn allemaal familieleden die lang geleden zijn overleden.'
Ze gingen allemaal in de keuken zitten. Hier hing een schilderij van een oud huis met hoge bomen eneen meertje. Het zag er heel griezelig uit.
'Daar heeft mijn opa gewoond,' zei Sara. 'Dat huis heeft hier vlakbij gestaan. Maar het is helemaal opgebrand. De brandweer durfde niet te blussen met het water uit het meertje. Ze waren bang. Ze dachten dat er een monster in het meertje woonde.'
Daan en Sam keken elkaar aan.
'Dat monster was in ons huis,' riepen ze tegelijk. 'En het heeft onze chocola opgegeten. Het was helemaal blauw. Met lange nagels en lang haar en helemaal nat.'
Toen hoorden ze de voordeur open gaan.
'Het monster!!' riep de tweeling. 'Snel verstop je.'
Iedereen rende een kant op. Sam verstopte zich in de kast. De tweeling kroop onder de tafel. Moeder en Sara renden de schuur in. Daar pakten ze elk een bezem. Zij gingen achter de deur staan. Ze hoorden voetstappen door de kamer. Het monster liep de trap op naar boven en kwam even later weer naar beneden. Het monster liep vlak langs de stoel waar Daan zich had verstopt. Daan hield zijn adem in. Zou het monster hem kunnen ruiken? Het monster liep door naar de schuur. Toen het monster de schuur open deed, begonnen moeder en Sara met de bezems te slaan.
'Ga weg monster,' riepen ze.
'Mijn huis uit,' riep Sara.
'Au, au, au,' hoorden ze roepen.
Toen ze beter keken zagen ze dat het de vader van de tweeling was. Hij kwam weer thuis van het werk. De kinderen kwamen weer te voorschijn.
'Papa , heb je ook een blauw monster gezien?' vroegen Marietje en Darma. 'Het liep bij het huis van Daan en Sam.' Maar vader had niets gezien. Hij zei dat het monster vast al weer weg was.
Sam en Daan gingen weer naar huis. Voorzichtig liepen ze het hele huis door. Maar het monster was niet te vinden.
'Kom,' zei moeder. 'We moeten nog naar het kerkhof, we moeten nog een bosje bloemen naar het graf van oma brengen.'
Toen ze op het kerkhof waren, zagen Daan en Sam achter een groot graf iets bewegen. Ze werden wel een beetje bang. Ze liepen met de bloemen naar het midden van het kerkhof. Ze moesten nog een beetje opzij en toen waren ze bij het graf van oma. De moeder van Daan en Sam moest wel een beetje huilen. Maar……
|